FAQ
Op deze pagina vind je de meest gestelde vragen over onze productie en opslag.
Windenergie ontstaat door de beweging van lucht (wind) om te zetten in energie. Vroeger gebruikten we windmolens om graan te malen of water te pompen. Tegenwoordig kennen we windenergie vooral als de elektriciteit die windturbines opwekken, vaak in grote windmolenparken.
Een windturbine zet wind om in elektriciteit. De rotorbladen (de wieken) worden door de wind in beweging gebracht. Die draaiende beweging zet een generator om in stroom.
Al 75 jaar innoveren en bouwen we aan de basis van een duurzame toekomst voor volgende generaties. We bieden complete monopile fundatie-oplossingen voor offshore windturbines.
Een monopile is de meest gebruikte fundering voor de windturbines op zee. Het is een stalen buis, tot 120 meter lang en 11 meter in diameter. Monopiles worden vooral gebruikt in ondiepe tot middelgrote waterdiepten.
Het productieproces van een monopile begint met een grote, vlakke stalen plaat. Deze plaat wordt eerst gewalst tot een halve schaal of een complete romp, afhankelijk van de grootte van de monopile. Bij kleinere diameters kan één plaat voldoende zijn, maar bij grotere monopiles worden er twee halve schalen gebruikt. Als dat het geval is, lassen we deze twee schalen aan elkaar met een zogenaamde ‘langsnaad’. Dit is een rechte lasnaad die de schaal sluit tot een complete romp.
Na het vormen van de romp beginnen we met het samenvoegen van meerdere rompen om de volledige lengte van de monopile te bereiken. Dit doen we door de rompen aan elkaar te lassen met ‘rondnaden’, dat zijn de lasnaden die de uiteinden van de rompen met elkaar verbinden. Dit lassen gebeurt grotendeels automatisch met een vierkoppige lasmachine, waardoor we snel en nauwkeurig kunnen werken.
Zodra de buis compleet is, voeren we een grondige inspectie uit om te controleren of de lasnaden sterk en van hoge kwaliteit zijn. Daarna krijgt de monopile een beschermende coating. Deze coating beschermt het staal tegen roest en corrosie in het zoute zeewater. Dit zorgt ervoor dat de monopile jarenlang meegaat in de zware omstandigheden op zee.
De installatie van een monopile is een uitdagend proces door de enorme grootte en het gewicht. Een monopile kan tot 120 meter lang zijn en duizenden tonnen wegen. Dit vraagt om krachtige schepen en zware hijskranen om de monopile op de juiste plek te krijgen.
De traditionele manier om een monopile te installeren is door middel van heien. Hierbij wordt de monopile met een grote hydraulische hamer de zeebodem in gedreven. Het heiproces begint met het hijsen van de monopile met een kraan en deze boven de installatieplaats positioneren. Zodra de monopile op de juiste plek hangt, wordt hij met de hamer in de bodem gedreven. De benodigde energie voor het heien wordt bepaald door de bodemcondities en de diameter van de fundering. Bij zachte bodemsoorten is minder kracht nodig, terwijl hardere bodems meer energie vragen.
Eén van de nadelen van heien is het geluid dat onder water wordt geproduceerd. Dit geluid kan schadelijk zijn voor zeeleven, zoals vissen en zeezoogdieren. Daarom wordt er steeds vaker gekeken naar alternatieve installatiemethodes. Trillen is zo’n alternatief. Hierbij wordt de monopile met trillingen de grond in gebracht. Dit gebeurt door een trilapparaat bovenop de paal te plaatsen. Terwijl de monopile langzaam wordt neergelaten, zorgen de trillingen ervoor dat de paal onder zijn eigen gewicht in de bodem zakt. Hoewel trillen minder geluid produceert, is er nog onderzoek nodig naar de effecten op de stabiliteit van de monopile en de bodem waarin hij geplaatst wordt.
De keuze voor de installatie methode hangt dus af van verschillende factoren, zoals de bodemcondities, de grootte van de monopile en de mogelijke ecologische impact. Welke methode ook wordt gekozen, het doel blijft hetzelfde: een stevige fundering voor de windturbine, zodat deze tientallen jaren mee kan in zware offshore omstandigheden.
Aan het einde van de levensduur van een windpark (meestal na 40 jaar) moeten de monopiles uit zee worden verwijderd. Dit is vaak een uitdagend proces, omdat de monopiles tot wel 30 of zelfs 40 meter diep in de zeebodem zitten. Het is niet altijd nodig om de hele monopile te verwijderen. Voor de veiligheid van visserij en andere zeeactiviteiten moet de monopile meestal tot ongeveer 3 meter onder het zeebed worden afgezaagd.
Het verwijderen van een monopile begint met het blootleggen van het bovenste gedeelte van de paal. Dit kan worden gedaan door de grond rond de paal weg te graven. Daarna wordt de monopile afgezaagd, vaak met een speciale zaag, zoals een diamanten zaagdraad. Dit is een techniek waarmee de monopile efficiënt op de juiste diepte kan worden doorgesneden.
Wat er met het deel van de monopile gebeurt dat nog onder de zeebodem zit, verschilt per situatie. Soms blijft het zitten als dit geen ecologische of technische problemen veroorzaakt. De techniek voor het volledig verwijderen van monopiles is nog volop in ontwikkeling. Hierbij gaat de aandacht vooral uit naar het minimaliseren van ecologische impact en het maximaal hergebruiken van de materialen.
De eerste offshore windparken, gebouwd in het begin van de jaren 2000, komen de komende jaren aan het einde van hun levensduur. Daarom is er nu veel onderzoek naar betere methodes voor de ontmanteling. Recycling speelt hierin een grote rol, want het staal van de monopile kan goed worden hergebruikt. Sif wil hier een actieve rol in spelen, samen met andere marktpartijen. Door zoveel mogelijk van de monopile terug naar land te brengen, kunnen we het staal recyclen voor nieuwe toepassingen.
Na de verwijdering van een monopile uit zee, begint het proces van schoonmaken en recyclen. Eerst wordt de monopile grondig gereinigd. Alle aangroei, zoals zeepokken en algen, wordt verwijderd. Ook halen we de beschermende roestwerende verflaag eraf. Wat overblijft is het ‘zwarte’ staal.
Dit staal wordt in transporteerbare stukken gesneden, zodat het makkelijk terug naar de staalfabriek kan worden gebracht. Daar wordt het gerecycleerd. Dit oude staal heeft een hoge recyclewaarde, vooral bij de productie van ‘groen’ staal. Het oude staal kan worden bijgemengd in nieuw staal, wat zorgt voor een duurzamer productieproces.
Sif ziet een belangrijke toekomst in deze recyclingstroom. Ons doel is om van oude monopiles nieuwe, grotere monopiles te maken, in nauwe samenwerking met onze klanten en de staalfabrieken. Dit betekent dat de waarde van de materialen behouden blijft en we bijdragen aan een circulaire economie. Door hoogwaardige grondstoffen opnieuw te gebruiken, verkleinen we de milieu-impact van de staalproductie en helpen we mee aan een duurzamere toekomst.
Een Transition Piece is het verbindingsstuk tussen een monopile en de toren van een windturbine. Het bestaat uit een steunbuis en extra onderdelen, zoals een platform. De verbinding kan worden gemaakt met cement of bouten.
Een traditionele monopile heeft een apart Transition Piece (TP). Dit verbindingsstuk zit tussen de monopile en de toren van de windturbine. De TP wordt al vooraf uitgerust met secundair staal, zoals de boat landing en het externe platform. Dit zijn de onderdelen die toegang geven tot de turbine. Na het installeren van de monopile op zee, wordt de TP in één hijs op de monopile geplaatst en vastgezet met bouten of cement. Een deel van de TP steekt boven de monopile uit, dit noemen we de ‘rok’. De toren van de windturbine wordt daarna op de TP geplaatst.
Bij een TP-Less monopile (ook wel een verlengde monopile genoemd) wordt de toren direct op de monopile gemonteerd, zonder tussenkomst van een TP. De monopile zelf is hiervoor langer gemaakt. De boat landing en het externe platform worden apart op de monopile bevestigd, nadat de fundering op zee is geïnstalleerd. Ook wordt er een intern platform in de monopile geplaatst voor het intrekken van de elektriciteitskabels en het vastdraaien van de bouten tussen de monopile en de toren.
Omdat de monopile met grote krachten in het zeebed wordt geheid, kunnen deze losse onderdelen niet in de fabriek worden gemonteerd. Ze worden pas na de installatie op zee toegevoegd. Bij een TP-Less monopile zijn er vier hijsen nodig: één voor de monopile, één voor de boat landing, één voor het externe platform en één voor het interne platform. Bij een traditionele monopile met een TP zijn er maar twee hijsen: één voor de monopile en één voor de TP. Hierdoor is de TP-Less methode vaak iets complexer qua installatie.
Een jacket is een draagconstructie voor windturbines, meestal gebruikt in diepere wateren. Het bestaat uit meerdere palen die met elkaar zijn verbonden. De vier langste buizen heten ‘jacketlegs’, en de palen die in de zeebodem gaan, zijn ‘pinpiles’.